Botopasi
Door: DanielleFrek
Blijf op de hoogte en volg Danielle
01 April 2009 | Suriname, Botopasi
Op een gegeven moment roept het meisje van de guesthouse me: er is iemand voor me. Helemaal verbaasd loop ik mee. Iemand hier in Suriname heeft mijn blog gelezen en wil meer informatie over Red Feather voor de Bigi Pan tour en kwam even langs, omdat ie gelezen had dat ik vanochtend vertrok, hahaha. Grappig.
Ik bel Tourtonne taxi en voor 13,50 brengen ze me naar vliegveld Zorg en Hoop, naar Blue Wing. Blue Wing schijnt op de zwarte lijst te staan, maar what are the odds, denk ik dan maar...
Allereerst moet ik, met alle bagage, op een grote weegschaal, daarna moet ik terug naar 't kantoortje de ticket betalen. Ik heb iets teveel bagage gepakt en kom boven de toegestane 100 kilo (Zijn dat al die lekkere broodjes van de afgelopen dagen?? Nee, ik wijt 't aan een tas vol boeken en zware bergschoenen, haha).
't Kantoortje is rustig, de rest is chaos. Het gros van de mensen komt vracht brengen voor de dorpen in het binnenland, zonder dat ze zelf vliegen. Het is dus een heksenketel van mensen met vracht, kleine kindjes die moord en brand schreeuwen, aan elkaar vastgeplakte dozen van zeep of maandverband. Ik kom er pas laat achter dat je, als je " ingecheckt" bent (er wordt gewoon de helft van je ticket afgescheurd en that's it), je in de aircon ruimte kunt wachten. Het is bloedjeheet dus dat is wel welkom.
In de wachtruimte zit een groep die georganiseerd naar de Raleighvallen gaan. Ik ben de enige die niet in een groep zit, met nog 1 echtpaar blijkt later.
We mogen over het gloeiendhete asfalt naar het vliegtuigje, een Antonov-28 uit bouwjaar 300 voor christus zo ongeveer. Je gaat via de buik aan de achterkant naar binnen met een trapje van 4 treden. Rechts hangt bagage in netten en een aantal van de ca. 16 stoelen is opgeklapt om vracht te kunnen neerleggen.
Er reizen 2 oude dames en een zieke man mee, die moeilijk ter been zijn. Zij stappen als eerste in en dan blijkt dat de helft van de mensen er alleen maar is "om te helpen" en die moeten er weer uit van de piloot.
De piloten zitten anderhalve meter voor mij, ik heb mooi zicht op alle instrumenten.
Na een korte aanloop schudt het vliegtuigje zich de lucht in en al gauw vliegen we een rondje boven het grote uitgebreide gebied van Paramaribo.
Niet veel later gaat dat over in regenwoud en nog meer regenwoud. Van boven lijkt het net mos, met hier een daar een uitschieter van een hoge boom als een grasspriet eruit. Er slingeren zich twee wegen door het woud: een bijna witte en eentje bruinrood, de affobakkaweg.
Op veel plekken zijn grote gaten in het woud geslagen. Oranjebruin liggen deze plekken in het groene woud. Je zit de omgekapte bomen zwart geblakerd liggen. Hier en daar staat er een hutje bij. Wat een vernieling!
En dan zie ik nog niet eens de schade die bij de goudmijnen (de legale zoals Rosebel of de illegale van illegale Brazilianen) aangebracht wordt.
De rivier kronkelt bruine-modder-kleur door het regenwoud, van boven lijkt het een smal stroompje, maar na Atjoni, waar de bauxietweg ophoudt, is dit het enige vervoer het binnenland in.
Het vliegtuig doet eerst Kajana aan, een dorp nog veel verder naar 't zuiden aan de Rio Grande. De landingsbaan is een grasstrip en het vliegtuigje stuitert er overheen. Als we tot stilstand komen, rent de lokale bevolking als een speer op het vliegtuigje af. De mensen zijn hier duidelijk Marrons, vroeger ook wel boslandcreolen genoemd, maar dat is niet meer politically correct. Zowel de vrouwen als de mannen dragen pangi's, een omslagdoek die bij vrouwen om de heupen gedragen wordt, de mannen dragen 'm over een schouder.
De vrouwen hebben vaak ontbloot bovenlijf, of een oude flodderige bh. Zelfs een hemdje, dat ze oprollen tot boven de borsten. Dit is echt, dit is niet opgezet voor toeristen! Met veel ren en vliegwerk wordt de vracht uit het vliegtuig gehaald door de achterkant open te klappen. Veel handen trekken en duwen en binnen een paar minuten hobbelen we weer over de landingsstrip en schommelen we de lucht weer in. Binnen tien minuten herhalen we dit verhaaltje: ditmaal in Djoemoe, iets verder naar het noorden.
De derde landing is Botopasi, mijn halte. Vanwege een begrafenis van een 24-jarige man zijn de twee oude dames over komen vliegen. Zonder veel plichtpleging wordt de oudste dame in een kruiwagen gezet en over 't hobbelige veld naar het dorp vervoerd, haar kraakhelder witte kleding ten spijt. Ook een zieke man wordt op deze manier weggevoerd.
Ik wordt opgewacht door Annet, vervangster van de eigenlijke beheerder van Hotel Botopassie. Ze is superaardig en heet me welkom. We lopen een klein stukje door het dorpje Botopasi, bestaande uit houten hutten en een incidenteel houten huis. Zo te zien zijn zo ongeveer alleen de kerk en de school van steen. Officieel wonen hier 2000 inwoners maar de mannen zijn veelal naar de stad verkast om geld te verdienen en kinderen boven 14 die naar school willen, gaan ook weg uit het dorp. Aan de waterkant wachten we op onze boot, tussen de lokale bevolking schuilend tegen de regen bij de kapper in een houten hut die van houtworm en verrotting bijna omvalt, net als veel hutjes hier. Letterlijk hutjemutje op elkaar geperst. Je kunt je haar laten knippen voor 3 SRD (75 eurocent).
Zodra de regen stopt, komt iederen tevoorschijn en gaat het dagelijkse leven verder: de vrouwen staan wijdbeens in 't water de pangi en andere kledingstukken te schrobben op de stenen, de blote borsten heen en weer schuddend. Blote jongetjes spelen in het water of staan met een draadje te vissen vanuit de korjalen (uitgeholde boomstammen). Eentje vangt een piranha waar we bij staan.
Uit het dorp komen meer vrouwen, met grote plastic bakken op het hoofd gedragen, vol met afwas. Ook dit wordt in de rivier gewassen, met een schuursponsje en veel zeep van een blok.
De boot brengt ons in een wijde cirkel naar de overkant. Het hotel staat te blinken in de zon, met de hutjes er verzorgd naast. Overal staan mooie planten en palmen en het ziet er super verzorgd uit.
Als ik in mijn kamer (35 euro met douche/toilet op de gang) toegeeigend heb, sluit ik aan bij Annet om te zwemmen in de rivier.
Voor we erin kunnen, moeten we wachten tot Wilhelmina, de kokkin, de kip gewassen heeft. Kleine visjes smullen van het vet dat ze van de kippenbouten afsnijdt. Als wij even later in het water glijden, proberen ze mij (net zo wit als kip) ook maar behalve wat schrik over de kleine hapjes, doet het geen pijn, hahah.
Het water stroomt hard, dus je kunt alleen op de plek zwemmen, ertegenin gaat niet. Ik probeer niet te denken aan de anaconda's, sidderalen en piranha's waarmee ik het water deel. Het water is zalig koel en verfrissend en ook verrassend schoon eigenlijk.
Niet alleen de lokale bevolking gebruikt het rivierwater, ook het hotel wordt van water uit de rivier voorzien: uit de kranen en douches stroom bruinig water.
Voor drinkwater zijn ze aangewezen op regenwater, dat gelukkig wel gefilterd wordt nadat ze het in 2000 liter tonnen opvangen. Het smaakt wonderbaarlijk lekker en ik krijg, zoals beloofd, geen last van mijn buik.
Aan het einde van de dag begint het te regenen en ik kruip met een boek op de bank op de bovenverdieping van het hotel.
Het hotel is net een grote familie, als om 19 uur de generator aangaat voor 3 uurtjes stroom, wordt het eten opgediend. We eten zalige masalakip met kouseband en rijst. Eenvoudig maar erg lekker. Het ontbijt is dagelijks om 8 uur en de lunch om 13 uur. Ik ben de enige gast in het hotel en eet gezellig met Annet (de vervangende beheerder), haar man Jac (beiden vrijwilligers) en de vrijwillger Piet.
's Avonds om 22 uur gaat de generator uit en is hotel Botopassie in het donker gehuld.
-
07 April 2009 - 09:17
Lisette:
hahaha, te veel bagage. Je had toch maar 8 kilo babage mee?? -
07 April 2009 - 09:17
Lisette:
bagage
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley