Prometheus, Martvili, Okatse en Kinchkha waterfall
Door: Danielle
Blijf op de hoogte en volg Danielle
25 November 2016 | Georgië, Martvili
Tien minuten voor openingstijd staan we voor een gesloten hek bij Sataplia. Mijn chauffeur belt het park en ze geven aan er over 10 minuten te zijn. Onder een stralende zon en blauwe hemel, met nog steeds een flinke wind, wacht ik in een auto die minstens 5 graden warmer dan comfortabel is.
100 km per uur over bochtige bergwegen is hier niet bijzonder hard. Afremmen voor de vele varkens, koeien, ganzen en honden doe je alleen als ze écht midden op de weg staan, dan raas je er met ‘bedaarde’ 80 km per uur langs. En ’t zijn er veel: van alleen varkens tel ik er op deze dag al ruim 200. En de koeien? Een veelvoud. Ik zie zelfs een verdwaalde kalkoen. Het aantal beesten verschilt erg per regio. Hier zijn ze volop! ’s Ochtends vroeg worden ze losgelaten en soms naar hun graasgrondjes gebracht door dik ingepakte vrouwen die met een lange stok hun vee bij elkaar houden.
Voor de huizen lopen gele bovengrondse buizen voor gas, boven de oprit in een u-vorm omhoog gewerkt, parallel aan de weg. Er achter staan de pergola’s waar de nu dorre druivenranken overheen groeien. Iedereen verbouwt hier wel iets in de voortuin. Het ligt er nu grijs en koud bij. Hier hoger in de bergen heeft het al gevroren. Koeien likken aan de ijslaagjes op plassen, je hoort de koebellen her en der in het landschap, zonder per se de koe te zien die er bij hoort. In de ijle lucht draagt het geluid ver.
Als er eindelijk een auto komt aanscheuren, worstelen ze nog even met het bevroren slot, om ons bij het visitor center te vertellen dat de storm van de afgelopen dagen de elektriciteit gesloopt heeft en dat Sataplia niet open gaat. Ze adviseren me door te rijden naar Prometheur en later te bellen of ze wel of niet open gaan.
De weg naar de Prometheus-grotten biedt weer net zoveel bekijks. De witte besneeuwde bergrug komt steeds dichterbij. Met de verwarming in de auto op hoog strip ik minstens 3 lagen kleren. Georgiërs stoken tot onhoudbare temperaturen! Voorbereid op flinke kou, stik ik bijna.
Bij de Prometheus-grotten krijg ik een kaartje en moet 20 minuten wachten tot een tour begint. Een lieve hond schurkt tegen me aan en wil geaaid worden. Het uiteindelijke doel is natuurlijk eten, maar dat heb ik niet bij me.
De grotten zijn indrukwekkend. En hilarisch! Door een enorm grottenstelsel vol stalactieten en stalagmieten loopt een mooi gelijkmatig, aangelegd pad. De zalen zijn groot, hoog, druipend van het water en… verlicht in steeds veranderende felle kleuren rood, blauw, groen, paars en roze. Ik voel me gevangen in een Yayoi Kusama-landschap! Een ‘modern mural’ aan de ingang is volgens de gids ‘modern now, in a 100 years it’s ancient’. Volgens mij werkt het niet helemaal zo, maar vooruit!
Zaal na zaal, de ene nog hoger dan de ander. Met doorgangen naar de rest van het stelsel die zo smal zijn dat je er op je buik door zou moeten schuiven. De ‘extreme sports’ editie opent volgend jaar, volgens de gids.
Omdat we met een groepje van zes zijn, moet de gids de Russische dames bij elkaar houden en mag ik het laatste stuk doorlopen. Van de constante 14 graden in de grotten terug de kou in.
De boottocht gaat niet door: de grotten zijn vorige maand overstroomd en nog niet weer toegankelijk. Jammer!
Ik gebruik het toilet gauw en schiet plaatjes van een zeug met haar biggetjes op en rond de parkeerplaats. Het treintje (haha) komt om ons terug te brengen naar het visitor center. Als we wegrijden, blijkt één vrouw vergeten. En ze gaan haar niet ophalen, zelfs haar vriendinnen doen niet echt hun best…
En dan blijkt Sataplia ook nog eens écht gesloten te zijn, vandaag. En daarmee zijn mijn plannen getorpedeerd.
Maar Beqa, de chauffeur is creatief. We gaan de planning van morgen inpassen in vandaag. Jeej!
Omdat dat best ambitieus is, rijden we nu nog harder. De eerste halte, zo’n 30 km verderop is de Martvili Canyon. Een kloof dichtbij de besneeuwde bergrug. In het dorp Martvili koopt Beqa een krakend vers warm brood. Daar is geen beleg bij nodig. En eten in de auto is geen probleem.
De witte en grijze rotswanden van de Martvili-kloof zijn indrukwekkend maar niet de kloof is niet heel diep. Onder in de kloof krijg je een reddingsvest aan en stap je in een rubberboot. Ik zit bij een jong Omani stel in de boot. Zij vindt alles fantastisch. Het is de eerste keer dat ze op reis is. Er zijn hier veel Arabieren, ze hebben namelijk geen visum nodig voor Georgië.
Omdat het water vreselijk laag staat, is de boottocht wat knullig, je vaart zo’n 150 meter de canyon in, tussen de begroeide wanden van de kloof door. Het water is niet dieper dan 50 cm. En bij de eerste grote rotsblokken draai je weer om. Ach, het is een leuk tochtje.
Daarna kun je over een aangelegd pad de hele kloof doorlopen. Trappetjes op en neer, met mooie uitkijkjes op kleine watervalletjes, stroomversnellingen over de witgrijze rotsblokken, bruggetjes over ’t water. Naast de twee Omani zijn er nog een Indiase familie en 3 Arabische mannen. En dat is het. Genieten van de rust en de omgeving dus.
Na het Prometheus-park heb ik wel trek. We stoppen in een typisch Georgisch restaurant. Er hangt een dikke blauwe wolk rook want roken mag hier gewoon in restaurants. Met grote bamboe wandjes zijn de gebruikelijke private rooms afgescheiden. Niks te kijken dus.
De chauffeur bestelt kalfsribbetjes in a hot clay pot (een Georgische favoriet), ik bestel khinkali, grote dumplings gevuld met rundvlees en ui in een kruidige bouillon. Je besprenkelt de khinkali ruim met zwarte peper. En gebruikt het tuitje als handvat, bijt een stukje uit de khinkali en slurpt de bouillon eruit. Het ‘handvat’ eet je niet op. Bij mij staat dit keer op keer garant voor bouillon die langs mijn hand mijn mouwen in stroomt, maar een kniesoor die zich daar door laat tegenhouden!
Ik ben helemaal blij met de lekkere dragonlimonade in fluorescerend groen. Een lichte dropsmaak in een suikerbom. De Georgiërs maken sowieso lekkere limonades. Een andere variant is bijvoorbeeld perensmaak. Ook lekker! En de flessen zijn groot: een halve liter is standaard. Op veel plekken koop je je drankjes gewoon als literpak of als anderhalve liter frisdrank en verdeelt die zelf over de groep.
Daarna is ’t tijd voor Okatse Canyon. Het landschap blijft afwisselen en inmiddels zitten we maar één bergrug voor de sneeuw. Hoog in de bergen! Mijn oren ploppen. Aangekomen bij het visitor center koop je een kaartje voor nog geen 2,50 euro. Je kunt dan 2,5 km over steile berghellingen hiken óf je neemt voor tien tot veertien euro ongeveer een jeep.
Mijn chauffeur onderhandelt voor me en voor nog geen tien euro word ik de 2,5 km naar de echte canyon gereden. Mijn nieuwe chauffeur kent twee Engelse woorden: extreme en doping. Meteen als ik ingestapt ben stoppen we bij een oude ruïne en moet ik plaatjes schieten. Net als bij een rij bomen. Als we doorrijden roept hij: extreme, extreme! En ik denk: jaja, jongen! Ik ben net in Madagaskar geweest. Daar waren de wegen pas ‘extreme’. Tot we de bocht om gaan en ik mijn blasé houding moet laten varen. De auto hotseklotst over hellingen met grote keien en grind naar beneden en weer omhoog. Met hellingen van wel 30% is dat hartstikke cool. Dat de gordel niet werkt en ik me schrap zet op ’t dashboard mag de pret niet drukken. Als de chauffeur ziet dat ik ’t leuk vind, doet ie er een tandje bovenop en wordt het helemaal een wilde rit.
Bovenop de randen stopt hij hier en daar als ik mooie hooistapels zie, of paarden in een veldje. En dan staan we ineens bij de toegang van de 1,4 km lange loopbrug van Okatse Canyon. Een bewaker scheurt mijn kaartje (ik schat in het enige kaartje van die dag) en dan mag ik de loopbrug op. Mijn chauffeur roept: doping? Op mijn niet-begrijpende blik trekt hij een heupflacon met chacha (het lokaal gestookte bocht) tevoorschijn. Aha, dat verklaart zijn vrolijkheid!
De beste man komt me net iets te dichtbij en ik kijk wat zuur als ie voor me uit sprint en springt, de loopbrug op. Maar uiteindelijk vind ik het niet erg dat ‘ie er bij is. Het is best een eind, die 1,4 km, als je over een brug loopt die aan de zijkant van een rotswand hangt, 150 meter boven de grond. De brug is gezekerd aan de rotswand maar hoewel de wind inmiddels is gaan liggen, voelt het wat tegennatuurlijk. De chauffeur vindt het jammer dat ik ook hier niet bang ben en geen hoogtevrees blijk te hebben. Hij babbelt maar door in Georgisch, me foto’s laten ziend van de kloof in zomers groen en vol water. Nu moeten we het doen met een klein stroompje onderin de canyon, amper zichtbaar, en de grijze takken van de winterbegroeiïng. Wow, indrukwekkend!
Alle meters die we dankzij steile trappen naar beneden gelopen zijn, moet ik straks ook weer omhoog. Ugh! Maar eerst is er een uitkijkpunt, waar de loopbrug via een constructie wel 20 meter of meer in ’t luchtledige hangt. Ik ben blij dat er niet tientallen mensen op staan. Vertrouw ’t al amper met mijn eigen gewicht! En dan is er de klim omhoog. Ik moet zo’n beetje elke 20 treden even stoppen om te ademen. En ik heb niet geteld of het klopt, maar de chauffeur zei dat het 500 treden omhoog was. Hijgend als een oud paard kom ik bovenaan de kloof. De zon gaat inmiddels onder, dus we moeten tempo maken richting Kinchkha watervallen anders krijg ik die niet meer te zien.
We schudden en klappen heen en weer op de ruwe weg terug naar het visitor center en mijn ‘eigen’ chauffeur. Nog harder dan eerst rijden we. En met de laatste beetjes zon wegzakkend achter de rotswanden van honderden meters hoog, bereiken we de drie watervallen. Twee hoge, smalle watervallen voeden de stroom op de bodem. Het water stroomt en kolkt weg langs witte gladde rotsblokken. We kunnen in de bedding lopen. Een zielige hond volgt ons en als ik ‘m aai wordt ‘ie wel erg vriendelijk. Beqa dreigt met een stok als ie tegen me aan blijft schurken en springen. Dat werkt (maar is wel zielig!).
Aan het einde van de rotsblokken stort het water zich in een toch nog forse stroom naar beneden. Beqa staat op het randje. Mijn eigen onhandigheid kennende schuifel ik iets dichterbij om ’t naar beneden stortende water te bekijken. Cool! Maar dichtbij de rand kom ik niet. Het is een héél eind naar beneden. Wow! Dit was ’t wel waard!
Mijn chauffeur voert het halve brood aan de hond, die nog steeds bij ons is. De hond schrokt zo snel, dat ik bang ben voor de buikpijn die het brood ‘m zal geven. En deze hond ziet er niet eens ondervoed uit. Kun je nagaan!
Door de schemer rijden we naar huis. Het vee wordt naar binnen gehaald. We komen achter een paar geiten te zitten, waarvan de grootste geit een belletje tussen zijn beide horens gebonden heeft. Tinkelend rennen ze voor ons uit de brug over. Als alle schapen, koeien, varkens en ander loslopend vee uit de weg is gaan we vol gas terug richting Kutaisi. Wat een geweldige dag!
Als we om kwart voor zeven terug zijn in Kutaisi vraag ik de chauffeur om me af te zetten bij restaurant Baraqa maar hij dropt me, om de hoek van mijn hostel, bij restaurant Prague.
Ik vind het best want het doorbreekt mijn gemakzucht, ik ben hongerig, het ziet er best gezellig uit én ze hebben een Engelse menukaart. Met een van mijn favoriete gerechtjes, aubergine met walnotensaus, en met een kalfs-ostri en vers brood vier ik een propvolle maar mooie dag!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley