Van idyllisch baaitje tot de gribus rond Termini
Door: Danielle
Blijf op de hoogte en volg Danielle
23 Juni 2017 | Italië, Porto Ercole
Achteraf lees ik dat mijn bestemming van vandaag in de jaren zestig en zeventig thuis was voor de Nederlandse koninklijke familie: Porto Ercole op Monte Argentario, een uitstulpsel voor de kust, zo’n 35 km van Capalbio.
Goed oplettend dat ik niet per ongeluk, foutief, een oud stadscentrum in knor en een hoge boete krijg, ben ik het stadje met de schitterende jachthaven vol met luxe jachten en andere boten zo door. Het is er bomvol, nergens parkeerplek. En dus maak ik de u-bocht de berg op. En net als ik denk: waar kan ik nu draaien, staan er ineens een flink aantal auto’s langs de weg.
Ik vraag en ja, dit is de baai van Porto Ercole. Het is een steile tocht naar beneden, naar ’t strandje waar het witte zand nu al bloedheet is. On closer inspection ligt er best veel troep in het zand maar verder ziet het er idyllisch uit: groene grasveldjes met zonnebedden, een openbaar strand waar je ook stoelen en parasols kunt huren. ’t Is mijn bedoeling maar een uurtje te blijven dus ik spreid mijn pareo in de schaduw van een rotsblok. Gewapend met waterschoentjes en snorkel klauter ik over de rotsblokjes het ondiepe water in. Meteen aan mijn voeten zie ik de schaduwen van visjes vóór ik de visjes zelf zie.
Aan een man met snorkel vraag ik waar ik het meest kan zien en hij wijst me naar de enorme rotsen rondom de baai. Maar eigenlijk zitten ze overal, die vissen. ’t Zijn geen opvallende kleuren, zoals bij Mauritius, maar ’t zijn er wel honderden. Soms in een klein groepje, in alle varianten tussen melkglaswit en bruingrijs: met streepjes, met stippen, lange slanke, hoge ranke, met een klein oranje en groen streepje, dikke bruine, een paar enorm grote scholen ieniemienie kleine witte. Een paar vissen van wel 30 a 40 cm. Nog meer scholen visjes, net onder ’t oppervlak van ’t water of rond een rots. Er is genoeg te zien. En ineens zie ik vanuit mijn ooghoek iets bewegen: een goudgele vlek die net iets vrij komt van de bodem, terwijl het wel het motief en de kleur van de bodem heeft. Volgens mij spot ik hier mijn eerste (maar niet enige) platvis. En als ik goed kijk, zie ik er meer. In totaal zelfs 5: drie grote van minstens 20 cm doorsnede en twee zo klein als een twee euro stuk. Supergaaf.
Na een uurtje snorkelen ga ik naar ’t basic maar leuke strandtentje. Ik bestel er iets dat vaag bekend klinkt: focaccia met tonijn. Het blijkt de meest goddelijke, mooie focaccia ooit te zijn: het goudgele brood, een flinterdun gesneden rood uitje en weer die superlekkere tomaten, alles afgemaakt met snippers van een zoutige, gerookte tonijn. On-ge-lo-fe-lijk lekker! Het is een rib uit je lijf (of eigenlijk meer het blikje cola erbij, het broodje is so worth it) maar dan heb je ook wat!
Daarna ga ik nog maar weer een uurtje het water in: nog meer snorkelen, wat verder de zee in, tussen rotsen door waar het water bruisend overheen spat (na goed gekeken te hebben of er geen enge stromingen staan, of ’t niet diep is en de hele ratteplan). Wow, alweer zo gaaf. Iets verder van de kust is ’t water een heel stuk frisser, dus langzaam zwem ik terug richting kust en rotsen aan de overkant. Gras zwiert mee met de stroming, duizenden schelpjes zitten op de rotsen en het wier. En weer zoveel vissen, nog geen 3 meter uit de kant.
What goes down, must come up is een variant waar je niet blij mee bent in de hete middagzon. Maar die bergwand moet ik weer op, genietend van het uitzicht op het azuurblauwe water, dat dan weer wel. Ik krijg van de meneer van de betaalde, bewaakte parkeerplaats een euro korting omdat ik maar 3 uurtjes in plaats van een dag bleef. Op de parkeerplaats worstel ik me onder mijn kleren uit badpak en in ondergoed, klaar voor een middagje oude Etrusken.
Die Etrusken, of beter gezegd, hun grafkelders, bezoek ik in Tarquinia. Op deze route kom je langs drie tolpunten, en alsof ik het al jaren doe plop ik vaardig de creditcard erin, om telkens onder een donderend ‘arrivederci’ weggestuurd te worden.
Deze twee dagen leef ik op het smerige Red Bull, want vermoeid, warm en lange stukken rechte weg zijn geen goeie combi. Aan de supersterke Italiaanse koffie waag ik me liever niet. Want dat vind ik nog onsmakelijker dan de weeïge energy drink.
In Tarquinia word je door de bewegwijzering de heuvel opgestuurd richting Etruskische grafheuvels. Je schampt het oude stadje net. Daar is eigenlijk geen tijd meer voor. Als ik net te laat de ingang zie naar de Necropolis van Monterozzi moet ik dus wel doorrijden. Hierdoor kom ik te draaien op een punt waar een hartstikke mooi aquaduct van 1709-1714 staat. Het is een beetje the middle of nowhere, dus ik kan er ongestoord even ronddolen. Mooi! Dan stap ik weer in de auto richting de necropolis.
Heel snugger is het natuurlijk niet: op het warme tijdstip van 3 uur ’s middags rondhopsen op een schaduwloze heuvel, wel 30 a 40 keer een trap af een grafkelder in, en vervolgens die trap weer op is niet het beste idee aller tijden. Maar ze zijn indrukwekkend genoeg om ze allemaal te bekijken. Ongelooflijk, wat ze toen al konden en hoe schitterend ze gedecoreerd zijn. Want… en dat moest ik natuurlijk wel even opzoeken, ze stammen van de 7e tot de 5e eeuw voor Christus. Ook hier loopt maar één andere toerist en net als ik wegga twee Italiaanse gezinnen. Dat is op deze grote heuvel natuurlijk niets.
Na even genoten te hebben van het weidse uitzicht over de omliggende heuvels, loop ik via de rolstoelbaan terug. Ik denk: wat ligt daar nou? Nou, dat was dus een kop van een kraai, zo te zien superstrak onthoofd ook nog, krioelend van het ongedierte. Tja…
Maar goed, zwaar oververhit en wel anderhalve liter water later zit ik in de auto voor de volgende uitstap. Qua timing is Cerveteri, de andere Etruskische bezienswaardigheid onderweg naar Rome, al niet meer haalbaar. Dus rij ik naar ’t Lido de Tarquinia. Een pretpark uit de jaren 70 dat pal aan het water ligt. Maar het is in niets het lieflijke baaitje van vanochtend. Het water is in dit geval een bruine smurrie, vol met vieze bruine wieren, die op het antracietgrijze zand klotst. Het strand zit vol met mensen: vreselijk onaantrekkelijk, niets leuks te vinden om een drankje te drinken of een lekkere snack te eten (want siësta-tijd). Nou, dat weet ik ook weer. Het enige dat ik van dit strand meeneem is dat het verontrustend is dat er van de tientallen kindjes maar 3 (van één gezin) bandjes om hebben, terwijl de rest in of aan ’t water speelt zonder diploma (want te jong) én zonder veiligheidsmaatregelen.
Dan is ’t tijd voor de rit terug naar Rome, waar ik hoopte laat genoeg te komen om net de spits te missen. Dat mislukt natuurlijk hopeloos, al is ’t pas vanaf ca. Fiumicino dat het verkeer opeens vaststaat. Desondanks kom ik redelijk op tijd aan om de auto in te leveren. De verhuurder ziet me fotograferen en tekent de al aanwezige deuken af als ‘niet nieuwe schade’. Goeie tip van Bart: foto’s maken en filmen voor je de auto meeneemt en als je ‘m terugbrengt. Waar ‘ie het van heeft?!
Het is jammer dat Terravision er gewoon één bus tussen weg laat vallen omdat ik de enige wachtende ben. Dus een half uur extra wachttijd later laat ik me naar de halte bij Termini brengen, zodat ik meteen weet waar ik morgen in het holst van de nacht moet instappen. En dat blijkt, nog beter dan ik verwacht had, maar 20 meter van mijn Wimdu-kamer (een andere AirBnB, zeg maar).
Rondom een centraal station is ’t natuurlijk altijd een beetje een gribus. Er zitten zes kakelende Chinezen op de stoep en ik loop er eerst voorbij maar het blijkt toch het gebouw te zijn. De kamer bij een jonge vrouw in huis is zalig, in alle opzichten beter dan ik dacht: kraakhelder schoon, alles nieuw en netjes, met een kleine maar fijne badkamer met een lekker frisse geur. Ze verhuurt maar één kamer, is behulpzaam, legt de drie verschillende sleutels uit en ik ben klaar om om half 10 ’s avonds nog een hapje eten te zoeken.
En dat is gemakkelijker gedaan dan het klinkt, want er zit net naast de Terravision halte een enorme foodhal: il Mercato Centrale. Twintig meter vanaf mijn kamer dus ook, haha. Er is een counter voor cocktails, frisdrank, sushi, verse oesters en ander seafood, een pasta balie, een groente-counter, een burgerbar, twee voor zoetigheden en ga zo maar door. En laat ik hier nou eens de carciofi alla giudia zien (artisjok op Joodse wijze) die ik morgen graag wilde eten. Dus ik neem er eentje alle romana met kaas, eentje alla giudia (dubbel gefrituurd, net zo krokant als chips) én een zalige risotto met champignons.
Je schuift er aan willekeurige tafels: hoge houten statafels, gezellige zitjes of aan een bar van ’t een of ander… Hartstikke gezellig! Morgen weer, zeg ik nu!
Omdat de kamer niet alleen voorzien is van luxe als een föhn maar óók van een waterkoker met lekkere theesoorten, drink ik op de kamer nog een kop thee voor ik uitgeteld in slaap val. Een powertrip, is mijn conclusie nu al, terwijl ik nog een dag moet, of beter: mag!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley